4 Opvoedvragen problematisch? | Rina Bartels
8 Wat is (ab)normaal? | Rianne van der Molen
12 Onderzoek plus- en plusplusgroepen | Veen, Van der Wouden, Runtuwene en Leprêtre
16 Hybridegroep Amsterdam-Noord | Monique de Wildt
20 Hulp in de bso+ | Daniëlla Bastin
24 Kinderen anno 2025 | Nikita Hermans
28 Kinderopvang, onderwijs en sociaal werk| Mariëtte Stuijts
32 IKEC de Zevensprong | Anneke Guis
36 Oog voor peuters die uitblinken | Sam ten Hove
EN VERDER...
19 De Ondernemer > Corona Koek - Medezeggenschap van ouders
27 De Jurist > Martin van der Linden - Knevelarij
41 Kopgroep kinderopvang > Maaike Vaes - Een dikke vette kleilaag
43 Boeken > Laura Schutte | Spelen! Natuurlijk!
44 Wetenschap > Pauline Slot, Merel Breedeveld en Vaso Tiliopoulou | Onderzoek welbevinden van kinderen
48 Signalementen > Nieuws en publicaties
4 Opvoedvragen problematisch? | Rina Bartels
8 Wat is (ab)normaal? | Rianne van der Molen
12 Onderzoek plus- en plusplusgroepen | Veen, Van der Wouden, Runtuwene en Leprêtre
16 Hybridegroep Amsterdam-Noord | Monique de Wildt
20 Hulp in de bso+ | Daniëlla Bastin
24 Kinderen anno 2025 | Nikita Hermans
28 Kinderopvang, onderwijs en sociaal werk| Mariëtte Stuijts
32 IKEC de Zevensprong | Anneke Guis
36 Oog voor peuters die uitblinken | Sam ten Hove
EN VERDER...
19 De Ondernemer > Corona Koek - Medezeggenschap van ouders
27 De Jurist > Martin van der Linden - Knevelarij
41 Kopgroep kinderopvang > Maaike Vaes - Een dikke vette kleilaag
43 Boeken > Laura Schutte | Spelen! Natuurlijk!
44 Wetenschap > Pauline Slot, Merel Breedeveld en Vaso Tiliopoulou | Onderzoek welbevinden van kinderen
48 Signalementen > Nieuws en publicaties
Iedere houder in de kinderopvang kent het artikel uit het besluit kwaliteit kinderopvang (§9, lid 9) waarin staat wanneer en hoe kindgroepen mogen worden samengevoegd. Het is simpel en duidelijk. Als er een omstandigheid is, waardoor je genoodzaakt bent om een groep samen te voegen, informeer je vooraf de ouders en vraag je om schriftelijke toestemming.
De Wet Kinderopvang heeft een systeem in zich waarbij de mogelijkheid bestaat om groepen samen te voegen. Dit kan structureel, bijvoorbeeld altijd op de woensdag en vrijdag, als dit is opgenomen in het pedagogisch beleid. Als dit wordt doorgevoerd geeft de oudercommissie hier haar advies op en is dit goed verantwoord. Bij tijdelijke omstandigheden – zoals in een vakantieperiode, bij onverwachts verlof vanwege een begrafenis of door ziekte – waarbij geen vervanging kan worden gevonden, is het mogelijk om, binnen de kaders van de wet, groepen samen te voegen.
Die kaders zijn helder: een kind mag maar in maximaal twee stamgroepen per week worden geplaatst en de ouders moeten vooraf toestemming geven. Het moet dan ook duidelijk zijn over welke periode er samengevoegd wordt.
Toestemming
Dit ‘samenvoegingsartikel’ komt oorspronkelijk uit de regeling kwaliteit. In de nota van toelichting bij deze regeling worden expliciet genoemd ‘ziekte, verlof en vakantie’. In dat geval kan ‘met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders een kind gedurende een tussen houder en ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep dan de stamgroep, bedoeld in het eerste lid, tweede zin, waarbij kan worden afgeweken van het vierde tot en met zesde lid’.
In december 2024 bracht Ipsos I&O het rapport over medezeggenschap van ouders in de kinderopvang uit. Een genuanceerd rapport, waar een beeld uit ontstaat dat het overwegend goed geregeld is en de meeste oudercommissies tevreden zijn over de medezeggenschap. Ook staan er leerpunten in. Het werkt natuurlijk niet overal goed.
Het ministerie van Sociale Zaken heeft Ipsos I&O gevraagd onderzoek te doen naar het functioneren van de medezeggenschap. Een relevant onderzoek, want medezeggenschap van ouders is een van de mechanismen die onze hybride markt goed laat functioneren. Iedere locatie moet een oudercommissie hebben conform de Wet Kinderopvang. De overheid moet als marktmeester ook periodiek checken of de waarborgen die zijn aangebracht goed functioneren.
The usual suspect
Afijn, in januari staat weer een nieuw commissiedebat kinderopvang op de rol. In de weken daarvoor zie je alle belanghebbenden en iedereen die vanuit ideologisch oogpunt iets met kinderopvang heeft in beweging komen. Ze benaderen Kamerleden en de media. Zo ook rondom medezeggenschap. Als je namelijk van onze hybride markt af wil, dan heb je er belang bij om aan te tonen dat alle marktmechanismen niet of niet voldoende werken en dat er allerlei excessen zijn.
De NOS hapte meteen met de kop ‘Ouders kinderopvang niet altijd gehoord: veranderingen doorgedrukt’. Ik sla altijd steil achterover dat journalisten sans gêne zo’n getint artikel met zo’n kop produceren. Het rapport geeft in werkelijkheid namelijk echt een ander beeld. Ik doe het maar af als een teken van de negatieve publieke opinie over kinderopvang.
Wat in de sector altijd meteen volgt, is dat een setje met geloof in ‘the usual suspect’ er meteen overheen roept dat bij de maatschappelijke organisaties alles wel goed geregeld is. Het zal vast gaan om ‘die commerciëlen’. En hoepla, zo heeft de sector weer een verwijt geïncasseerd dat onterecht is.
Het piept en kraakt door de groeiende vraag naar opvang voor kinderen met een extra zorg- of ondersteuningsbehoefte. Er zijn slechts weinig scholen voor speciaal onderwijs die bso of vso aanbieden, en de reguliere opvang heeft ook haar grenzen. Om aan deze uitdaging gehoor te geven, slaan Humankind en jeugdzorgpartner JENS de handen ineen.
Het huidige onderwijs- en opvangsysteem is niet toereikend voor de vraag naar opvang voor kinderen met een extra zorg- of ondersteuningsbehoefte. Kinderen vallen hierdoor tussen wal en schip en krijgen niet de kans zich optimaal te ontwikkelen. De jeugdzorg barst uit haar voegen, is erg kostbaar en bovendien zijn er steeds meer kinderen bij wie er geen concrete behandelvraag is, maar wel een extra behoefte.
Humankind heeft al een jarenlange goede samenwerking met JENS, waarbij medewerkers regelmatig advies en ondersteuning bieden. Toch bleef de vraag vanuit scholen voor speciaal onderwijs toenemen. Steeds meer kinderen konden nergens terecht op de opvang. Humankind kinderopvang en -ontwikkeling is in oktober 2024 daarom een nieuwe samenwerking gestart met JENS om in de opvangbehoefte te voorzien.
Een plusje erbij
Na vele gesprekken, brainstormsessies en gepuzzel, is het mogelijk om de samenwerking tussen kinderopvang en jeugdzorg ‘next level’ te brengen met een structurele bezetting van pedagogisch medewerkers van Humankind én JENS-medewerkers.
Door het aanbod uit te breiden met de expertise vanuit jeugdzorg, maak je gebruik van elkaars kennis over de ontwikkeling van een kind in de verschillende stadia en kan ieder kind meedoen. De bso-locatie Wizz Ki(d)ts in Heerlen heeft er nu een plusje bij gekregen, en is daarmee de eerste bso+ met een intensieve samenwerking. Dit is bekrachtigd in een overeenkomst. De locatie moet hiermee voldoen aan de wet- en regelgeving van zowel de kinderopvang alsook de jeugdzorg. Een primeur voor beide organisaties, waarbij we samen werken aan inclusievere opvang.
Een nieuwe lente, een nieuw geluid. Dat was zeker het geval in het voorjaar van 2016 in Hoorn. Zes organisaties voor gespecialiseerd (basis)onderwijs, kinderopvang en jeugdhulp kwamen bijeen om een einde te maken aan de versnippering. Onder het motto ‘Samen voor het kind’ wilden ze voor hun aanbod in Hoorn gezamenlijke nieuwe huisvesting realiseren.
In de nieuwe huisvesting zouden kinderen van 0 tot en met 12 jaar met specifieke leer-, ontwikkel- en ondersteuningsbehoeften vanuit een sterke pedagogische basis zich optimaal kunnen ontwikkelen. Aan het nieuwe gebouw wordt, nu in 2025, nog hard gewerkt, maar het fundament van de samenwerking staat inmiddels als een huis. Wat was daarvoor nodig?
Onder één dak
‘In augustus 2025 gaan we met elkaar onder één dak in de nieuwbouw’, bijt Corinne Meij van stichting Trigoon, voor gespecialiseerd onderwijs in West-Friesland, het spits af. Zij is teamleider opvang en onderwijs van integraal kinden expertisecentrum – ofwel IKEC – de Zevensprong in Hoorn. ‘We hebben niet gewacht tot de verhuizing met het kiezen van een nieuwe naam: de huidige vijf locaties vormen samen de Zevensprong. “Zeven” vanwege de zeven betrokken gemeenten en “sprong” omdat de kinderen steeds weer een ontwikkelsprong maken.’
En zo is er al meer werk verzet. ‘Natuurlijk was het fijn geweest als de nieuwbouw al eerder in gebruik genomen had kunnen worden, maar alle tijd is goed benut. Corinne: ‘We hebben veel met elkaar gesproken, uitgeprobeerd, aangepast, bereikt en weer verder ontwikkeld.
Alle professionals kennen elkaar en willen van elkaar leren, onze werkwijzen zijn op alle locaties hetzelfde en er is goede onderlinge chemie.’ Pedagogisch medewerkers, leerkrachten, jeugdhulpwerkers: iedereen hoort bij IKEC de Zevensprong en werkt als één team vanuit de visie ‘positive behaviour support’. ‘Daarmee zijn we steeds meer dezelfde taal gaan spreken. Dus die sterke pedagogische basis hebben we’, aldus Mirjam Entius, manager kinderopvang van de SCIO Groep voor opvang en onderwijs.
Wat heeft de huidige generatie kinderen nodig van de kinderopvang? Bij Kober is in 2022 een zorgteam opgericht, voor extra hulp en ondersteuning op de groepen. Het zorgteam kan echter het aantal aanvragen nauwelijks bijbenen. Zijn er werkelijk zoveel zorgkinderen? Of hebben kinderen in de huidige maatschappij andere behoeftes?
Alle Kober-groepen kunnen een vraag voor ondersteuning indienen bij het zorgteam van Kober. Intern begeleiders uit dit team helpen kinderen met een zorgvraag. Dit team bewijst elke dag zijn meerwaarde, voor zowel de ontwikkeling van het kind als het ontlasten van de pedagogisch professional op de groep.
Na een aantal observaties stellen de intern begeleiders, samen met pedagogisch professionals en ouders, een plan van aanpak op. Ze ondersteunen het kind zo veel mogelijk op de groep, twee keer per week zo’n 1,5 uur. Indien nodig betrekken ze externe zorginstanties.
Het gaat bijvoorbeeld om kinderen die druk gedrag laten zien, andere kinderen bijten, eetproblemen hebben, moeilijk zindelijk worden, niet makkelijk contact maken met andere kinderen en om kinderen met een taal- of ontwikkelingsachterstand. We zien ook zorgen die vaker voorkomen, bijvoorbeeld kinderen met een korte concentratieboog of taalen spraakproblemen. Het is overigens een landelijke trend dat we steeds meer zorgkinderen zien in de kinderopvang.
Andere behoeftes?
Ontrafelen we alle casussen van het zorgteam dan is het de vraag of al deze kinderen zorgkinderen zijn. Echter, de pedagogisch professionals ervaren het kind wel als zorg op de groepen. Het is moeilijk om naast een volle groep kwalitatieve begeleiding te bieden aan kinderen waar zorgen over zijn.
Ik ben ervan overtuigd dat iedereen in de kinderopvang werkt met passie en bevlogenheid voor de kinderen. Toch vraag ik me af of we ons op de groep voldoende kunnen aanpassen aan deze ‘zorgkinderen’. Of verwachten we dat ze meekomen in hoe we de groepen altijd al draaien? Wat als we de omgeving en omstandigheden rondom het kind anders inrichten, naar wat het kind werkelijk nodig heeft? De huidige generatie jonge kinderen heeft zeker andere behoeftes dan voorgaande generaties.
Interprofessionele samenwerking is essentieel om kinderen een kansrijke start te geven, is de overtuiging van de Zuid-Limburgse MIK & PIW Groep. Door kennis en expertise te bundelen, kun je ondersteuning bieden die nodig is en een sterke, veerkrachtige gemeenschap opbouwen die kinderen kansen biedt. Een goed praktijkvoorbeeld hiervan vinden we in Geleen, bij integraal kindcentrum Reuzepas.
De wijk waarin de Reuzepas ligt, is volop in beweging. In de directe omgeving worden diverse grote flats gesloopt, daar komt half-hoogbouw voor in de plaats. Er wonen veel gezinnen die op of onder de armoedegrens leven en qua nationaliteiten is het een heel diverse wijk. De kinderen uit de wijk kunnen terecht in de Reuzepas, een integraal kindcentrum (ikc) waar basisschool, kinderdagverblijf, peuteropvang en buitenschoolse opvang intensief samenwerken.
Op deze levendige locatie zetten professionals en ouders zich samen in om voor de kinderen een kansrijk klimaat te creëren. Hun samenwerking is de afgelopen jaren echt gegroeid, vertelt Henri Heeren, locatiemanager kinderopvang van MIK & Spelenderwijs Kinderopvang. ‘Het gaat er hier niet om welke organisatie iets doet, maar om wat de beste ondersteuning is voor een kind en zijn omgeving.’
In het kinderdagverblijf, de peuteropvang en de buitenschoolse opvang wordt die ondersteuning gegeven door betrokken en ervaren pedagogisch medewerkers. ‘Ook de directe verbinding met groep 1 en 2 van de basisschool vormt daarbij een enorm pluspunt.’
De laatste jaren groeien de wachtlijsten voor specialistische jeugd-hulp voor jonge kinderen. Daarmee neemt ook de druk op de plusvoorzieningen in de kinderopvang toe. De gemeente Amsterdam ziet dit als zorgelijk en liet onderzoek uitvoeren. Uitkomst: meer hybride groepen, met kinderopvang als basis, waar specialistische jeugdhulp aan wordt toegevoegd.
Gemeenten hebben de wettelijke verplichting om voldoende aanbod van voorschoolse educatie te realiseren. Hiervoor ontvangen ze financiële ondersteuning vanuit de rijksoverheid. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk om kinderen met een verhoogde kans op een onderwijsachterstand toe te leiden naar passende voorschoolse educatie.
In de gemeente Amsterdam zijn een aantal jaren geleden, naast de reguliere kinderopvang en voorscholen, extra opvangvoorzieningen opgezet voor jonge kinderen in de voorschoolse fase met een grotere ondersteuningsbehoefte. Deze voorzieningen bestaan uit plusgroepen voor jonge kinderen die baat hebben bij kleinere groepen, en uit plusplusgroepen voor jonge kinderen met een specifieke zorgbehoefte.
Amsterdam liet vanwege de toenemende wachtlijsten begin 2024 onderzoek uitvoeren, middels interviews met professionals en ouders, naar de vraag in hoeverre plusvoorzieningen een passende voorziening zijn voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte en of er sprake is van een toename van zorgkinderen op de voorschool en in de kinderopvang.
In de kinderopvang ligt de focus doorgaans op kinderen met een achterstand in hun ontwikkeling. Maar wat doen we met peuters die juist uitblinken? Deze kinderen kunnen, ondanks hun voorsprong, ook uitdagingen tegenkomen. Kinderdagverblijf Konijn van Partou in Leiden is een speciale groep gestart.
Esther Scharn, locatiemanager bij Partou in Leiden, ziet in de begeleiding van peuters met een ontwikkelingsvoorsprong en belangrijke taak voor de kinderopvang: ‘Er valt nog een slag te slaan in hoe we omgaan met deze peuters.’ Op kinderdagverblijf Partou Konijn is Esther een speciale groep gestart voor peuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Het initiatief biedt kinderen een omgeving waar ze op hun eigen niveau worden uitgedaagd en waar ze zich kunnen ontwikkelen zonder de druk van een standaardgroep, waarbij de groepen vaak groter zijn. Dit kan een fijne aanvulling zijn op de reguliere kinderdag- of peuteropvang waar een kind naartoe gaat. En volgens Esther is het ook noodzaak dat op jongere leeftijd al aandacht aan deze kinderen gegeven wordt.
Vroege signalen
Esthers persoonlijke ervaring met haar zoon was de katalysator voor de speciale groep, vertelt ze: ‘Achteraf zag ik bij mijn zoon al op jonge leeftijd signalen die wezen op een voorsprong. Als iemand dat toen had opgemerkt, had dat misschien de problemen op latere leeftijd kunnen voorkomen.’ Door deze ervaring is ze zich gaan verdiepen in hoogbegaafdheid. Esther volgt nu een opleiding tot specialist hoogbegaafdheid aan de Radboud Universiteit.
Volgens Esther is het van belang om signalen van een ontwikkelingsvoorsprong op tijd op te merken, zelfs al bij baby’s. ‘Een kind dat op meerdere vlakken duidelijk voorloopt, kan een ontwikkelingsvoorsprong hebben. Het is belangrijk dat wij als kinderopvang hierin een rol spelen. We kunnen hoogbegaafdheid niet formeel vaststellen, dat is aan de experts, maar we kunnen ouders wel ondersteunen door signalen te delen en hen adviseren om dit verder te laten onderzoeken.’
Het aantal jonge kinderen in de kinderopvang met opvallend gedrag neemt toe. Waar komt deze toename vandaan? En wat vraagt dit van bestuurders en pedagogisch medewerkers? In elk geval níét van elke lastige opvoedvraag direct een opvoedprobleem maken, stelt Els Geeris, senior adviseur kinderopvang bij het Nederlands Jeugdinstituut.
Els Geeris vertelt dat het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) vanuit de kinderopvang steeds meer signalen krijgt dat pedagogisch medewerkers aanlopen tegen kinderen die opvallend gedrag vertonen. Er is echt sprake van een toename. Els: ‘Soms is dat opvallende gedrag verstorend voor de ontwikkeling van het kind zelf. Soms werkt het verstorend voor de rust en de sfeer op de groep. Pedagogisch medewerkers geven aan dat dit gedrag te veel van hen vraagt: te veel aan kennis en kunde, te veel aan energie, en te veel aan afstemming met ouders en opvoeders.’
Welk effect heeft dit op de groep? Els: ‘Er ontstaat een ontwrichtende situatie. Professionals moeten hun focus noodgedwongen verleggen van het werken in een groep naar het coachen en begeleiden van individuele kinderen. Ze voelen zich hierdoor overvraagd. En dat is terecht. Ze moeten een dienst leveren die ze niet naar tevredenheid kunnen waarmaken. Maar er is voor hen ook geen alternatief. Dat legt veel druk op professionals.’
Waar komt dat opvallende gedrag vandaan? Zijn kinderen veranderd? ‘De ontwikkelfasen van kinderen zijn onveranderd gebleven. Maar de omgeving waarin kinderen opgroeien, is heel anders dan pakweg 25 jaar geleden. Drukker, individualistischer, onvoorspelbaarder, veeleisender. En er is een “schermwereld” bijgekomen. Dit alles heeft effect op kinderen. Tegenwoordig moeten jonge kinderen hun persoonlijke ontwikkeltraject steeds meer aanpassen aan de eisen en verwachtingen van buitenaf.’
‘Zo verwacht groep 1 van de basisschool dat startende kleuters al min of meer schoolrijp zijn. Feitelijk is een kind dat pas rond het zesde jaar. De vrije oefenruimte die peuters nodig hebben voor het ervarend leren wordt dan ingevuld met instructief aanleren van weetjes en begrippen.’
De groep kinderen die extra hulp en zorg nodig heeft, lijkt te groeien. Hoe kun je daar als kinderopvangorganisatie mee omgaan? Die vraag stond centraal tijdens de ontbijtsessie ‘Zorgkinderen in de kinderopvang’ van de bdKO in de Verkade-fabriek in Zaandam.
Ondanks het vroege uur – sommige aanwezigen zijn al om half zes vanaf huis vertrokken – is het gesprek aan tafel direct levendig. Dat het aantal zorgkinderen toeneemt, merken veel bestuurders in hun kinderopvangorganisaties. Ze zoeken allemaal naar manieren om daar het beste mee om te gaan.
Onder begeleiding van Moniek Zijm (hoofd preventie van Medisch Orthopedagogisch Centrum ’t Kabouterhuis in Amsterdam, voor kinderen van 0-7 jaar) en Claudia di Gioia (zorgcoördinator van Partou) worden tijdens de sessie ervaringen uitgewisseld en best practices besproken.
Moniek Zijm geeft eerst wat achtergrondinformatie. Ze legt uit dat er vanuit het Kohnstamm Instituut onderzoek is gedaan naar de plus-voorzieningen waarbij extra ondersteuning op de voorscholen plaatsvindt. Er is een grote groep kinderen die niet schoolrijp is met de leeftijd van 4 jaar, maar toch door moet naar het basisonderwijs.
‘Wat opvallend is in het onderzoek, is dat de schermtijd van zowel kinderen als hun ouders daar een rol in speelt. Armoede is bij deze doelgroep een grote factor, in combinatie met een gebrek aan opvoedvaardigheden. Lang focusten de programma’s op de kinderen en hun begeleiders, maar werden de ouders een beetje vergeten. Terwijl hun rol natuurlijk essentieel is. Ouders moeten meer meegenomen worden in dit proces.
Wanneer kinderopvang van goede kwaliteit is, laten kinderen een hogere mate van welbevinden zien. Kinderen moeten zich veilig en vertrouwd voelen bij de medewerkers en bij de andere kinderen in de groep. Alleen dan kunnen kinderen zich ontwikkelen en groeien. De emotionele kwaliteit in de kinderopvang is gemiddeld voldoende tot goed, maar is daarmee ook een hoog welbevinden gegarandeerd?
In de landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang (LKK) wordt naast de structurele en proceskwaliteit van de groep ook gekeken naar de individuele interacties die kinderen hebben in de groep. Deze individuele ervaringen geven een aanvullend perspectief op kwaliteit, die normaliter alleen op groepsniveau wordt bepaald.
Om het welbevinden van kinderen te meten is een nieuwe observatieschaal ontwikkeld die rechtdoet aan het welbevinden van kinderen in de sociale en fysiek-ruimtelijke context waarin zij verkeren. Welbevinden is dan niet alleen een maat voor de emotionele expressie, maar geeft ook een beeld van hoezeer een kind zich op zijn gemak voelt in de sociale interacties met anderen en in de fysieke ruimte.
Zo is er gekeken naar de mate waarin een kind toenadering zoekt tot medewerkers en/of andere kinderen en interacties met hen aangaat. Maar we hebben ook meegenomen in hoeverre een kind zich vrij voelt om de fysieke ruimte te verkennen en (speelgoed)materialen te gebruiken, en mee kan gaan in de routines van de groep.