Samenvatting van het onderzoek De Werkgemeenschap Kindercentra in Nederland (WKN) heeft het Nederlands centrum Geestelijke volksgezondheid (NcGv) gevraagd een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden, die het ouder-leidstercontact in kindercentra en gastouderprojecten biedt voor opvoedingsonder steuning, preventie en vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsstoornissen (VTO). Vast onderdeel van georganiseerde kinderopvang is het contact tussen de ouder(s) en de persoon die de kinderen opvangt: de leidster of de gastouder. Zij spreken elkaar tijdens het brengen en halen van de kinderen, of tijdens een aparte afspraak in het kindercentrum of bij het kind thuis. Door deze contacten is er de mogelijkheid voor een goede afstemming tussen het gezin en de opvangsituatie. Voorts kunnen ouders en leidsters (gastouders) elkaar ondersteunen bij hun opvoedingstaak en is er de mogelijkheid om te overleggen over (de ontwikkeling en de aanpak van) het kind. Een gesprek biedt tevens de mogelijkheid om zorgen of twijfels over het kind te bespreken en samen naar oplossingen te zoeken. Opvoedingsondersteuning, preventie en VTO kunnen op deze wijze een vaste plaats krijgen in de georganiseerde kinderopvang. De vraag is echter of en hoe dit gebeurt. Welke organisatorische voorwaarden moeten bijvoorbeeld in de opvangvoorziening vervuld zijn om opvoedingsondersteuning, preventie en VTO een plaats te geven?
Het onderzoek
De algemene vraagstelling van het onderzoek is: Hoe verloopt het ouder-leidstercontact in het licht van opvoedingsondersteuning, preventie en vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsstoornissen? Gegevens zijn verzameld onder leidinggevenden, ouders en leidsters van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en coördinatoren, ouders en gastouders van gastouderprojecten. Hiervoor is gebruik gemaakt van interviews en vragenlijsten. Het onderzoek richtte zich op vier vormen van kinderopvang: kinderdagverblijven die geen kindplaatsen aan bedrijven hebben verhuurd, kinderdagverblijven waar dat wel het geval is, peuterspeelzalen en gastouderprojecten.
Aan het vragenlijstonderzoek namen uiteindelijk 50 kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, en 9 gastouderprojecten deel. Naar elk van deze kinderopvangvoorzieningen zijn 7 vragenlijsten gestuurd: een voor de leidinggevende (coördinator van een gastouderproject) gericht op de organisatie en het beleid; twee voor leidsters (gastouders) met vragen over het contact met de ouders; en vier voor ouders met vragen over het contact met de leidster(gastouder). Uit de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen werden 313 vragenlijsten terug ontvangen: 48 van leidinggevenden, 93 van leidsters en 172 van ouders. Alle negen coördinatoren van de gastouderprojecten retourneerden de vragenlijst; 35 gastouders en 29 ouders. In 20 kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, die ook deelnamen aan het vragenlijstonderzoek, zijn interviews gehouden met leidinggevenden (20), leidsters (20) en ouders (20). In de gastouderprojecten zijn alleen coördinatoren geïnterviewd, waardoor in de resultaten de nadruk, meer dan in het onderzoek in kindercentra, ligt op organisatie en beleid. Gestreefd is naar een zo groot mogelijke representativiteit. Op grond van het aantal kinderdagverblijven dat medewerking verleende aan het onderzoek en het aantal respondenten, kan worden verondersteld dat inderdaad een goed beeld is ontstaan van de situatie in kinderdagverblijven. Voor wat betreft de peuterspeelzalen moet meer terughoudendheid betracht worden, daar er 3300 peuterspeelzalen in Nederland zijn.
In dit onderzoek zijn 18 peuterspeelzalen betrokken. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat deze 18 peuterspeelzalen niet representatief zijn, is het wel belangrijk de resultaten zeer voorzichting te interpreteren. Het onderzoek in gastouderprojecten had een exploratief karakter en hier is geen representativiteit nagestreefd.