Iedereen die met ouders werkt, intensief of zijdelings, herkent de vraag: hoe geef ik ouders advies over de aanpak van de opvoeding van hun kind waar ze echt wat mee gaan doen? Advies dat aansluit bij hun vraag en mogelijkheden én bij hun kind?
Pedagogisch advies gaat over ouders. Deze enigszins provocerende stelling gaan we in dit artikel toelichten. We zijn ons ervan bewust dat het hier om een keuze gaat in denken, kijken en handelen, en niet om een waarheid. De methodiek Oudergericht Pedagogisch Adviseren (OPAd) vertrekt vanuit dit perspectief. De meeste mensen gaan ervan uit dat pedagogisch advies over kinderen gaat. Zij geven kindgericht advies. Kindgericht advies vertrekt vanuit de volgende denkstappen: als een kind ongewenst gedrag vertoont, sluit een ouder niet goed aan bij wat het kind vraagt. De ouder heeft dan informatie nodig over het kind en instructies over opvoedend handelen.
Mariska komt op het opvoedspreekuur met een vraag over haar dochter Kim van 2 jaar: ‘Kim wil van alles niet. Zij loopt niet door als we naar de winkel gaan. Zij wil alle tuintjes in lopen en de tuinhekken open en dicht doen. Zij wil naar mieren kijken. Zij wil niet in de buggy. En als ik haar dan gewoon oppak en in de buggy zet, gaat zij heel hard krijsen en probeert ze zich eruit te wurmen. Andere mensen blijven staan. Dan laat ik haar er maar weer uit. Het duurt
dan uren voordat we bij de winkel zijn. Ik heb geen greep op haar. Het maakt me soms heel erg boos en machteloos.’
De hulpverlener herkent het probleem. ‘O, ja, dat is herkenbaar, lastig hè? Ja, dat is typisch de peuterpuberteit: je dochter ontdekt haar eigen wil en is die nu te pas en te onpas aan het inzetten en uitproberen; het enige wat helpt is rustig blijven, duidelijk en consequent zijn en zorgen dat je zo nu en dan als moeder even pauze hebt. Dus gewoon oppakken en in de buggy zetten zonder boos te worden en het krijsen negeren. Zeker niet toegeven. Het beste kunt u uw kind
dan even afleiden.’