Het aantal oefenervaringen dat kinderen op een dag in interactie met anderen kunnen opdoen, is enorm. Het gestructureerd aanbieden van stoei-activiteiten kan daarbij helpen. Het stoeien doet immers een beroep op zoveel meer dan alleen fysieke vaardigheden en lichaamsbesef. Zo spreekt het ook het sociale-emotionele, executieve en morele ontwikkelingsbesef aan (Dierckx en Koelman, 2018).
In de bso-groep spelen een paar kinderen op de mat een stoeispel. Ze duwen en trekken elkaar zachtjes om te zien wie de sterkste is. Tijdens het spel roept een van de kinderen plotseling: ‘Au’, en stopt daarna met lachen. Maar het spel stopt niet! ‘Hoor je niet dat ik au zeg?!’ vraagt het kind nadrukkelijk. Maar het valt voor jonge kinderen nog niet mee om in hun spel en enthousiasme te reageren op wat de ander zegt, en dan ook nog goed te interpreteren wat er wordt bedoeld.
Theory of mind is noodzakelijk voor empathie, dat draait om de ander te kunnen begrijpen en te snappen dat iemand anders ook iets anders kan zien, voelen en beleven dan jijzelf. Het herkennen van de eigen emoties, wensen en gedachten leren de kinderen op de bso te benoemen. Een hele mond vol, maar je snapt dat empathie zich bij de jongste kinderen op de bso volop aan het ontwikkelen is.