Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang

Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang

Gratis

Omschrijving

Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in het empirisch onderzoek naar en theorievorming over de kinderopvang voor kinderen van 0 – 12 jaar aan de Universiteit van Amsterdam op vrijdag 18 februari 2000
door Marianne Riksen-Walraven

 

De instelling van de eerste leerstoel in de Pedagogiek van de Kinderopvang is een teken des tijds. De tijd was er rijp voor. Overrijp, heb ik zelfs wel eens gedacht, toen ik onmiddellijk na mijn benoeming als een vermeende ‘Wijze uit het Oosten’ werd bedolven onder vragen over hoe het nu allemaal moest in de kinderopvang. De moed is me eerlijk gezegd wel eens in de schoenen gezonken toen ik besefte hoeveel vragen er zijn en hoe weinig antwoorden de pedagogiek daarop vooralsnog paraat heeft. De toestand is heel simpel als volgt samen te vatten: er is een nieuw gebied ontstaan waar opgevoed moet worden, maar we weten nog nauwelijks waartoe en hoe. Tot voor kort heeft de pedagogiek zich vooral gericht op het opvoeden van kinderen in twee leefomgevingen, het gezin en de school. Aan een goede opvoeding in deze beide settings wordt veel belang gehecht. Voor de opvoeding in het gezin zijn allerlei theorieën en modellen ontwikkeld, er zijn talloze observatie- en andere diagnostische instrumenten ontworpen om relevante aspecten van het opvoedingsproces zichtbaar te maken en op hun kwaliteit te beoordelen. En als die kwaliteit niet goed is, is er opvoedingsondersteuning voorhanden in de vorm van individuele begeleiding of programma’s voor risicogroepen. Ook de opvoeding in de school wordt zowel in de wetenschap als in de samenleving serieus genomen. Er wordt voortdurend gediscussieerd over doelstellingen, er zijn talloze curricula ontwikkeld om diverse omschreven doelen te bereiken en instrumenten om te beoordelen in hoeverre die doelen gehaald zijn. Leerkrachten krijgen een degelijke opleiding en kunnen een beroep doen op diverse vormen van ondersteuning bij hun werk. Gezin en school zijn dus traditioneel de voornaamste leefsettings van kinderen, waar het belangrijkste opvoedwerk wordt gedaan. Doordat in de afgelopen jaren steeds meer moeders steeds langer buitenshuis zijn gaan werken, is tussen die twee settings echter een nieuw leefmilieu voor kinderen ontstaan, de kinderopvang. Aanvankelijk was de term ‘opvang’ nog wel gerechtvaardigd: die enkele moeder die even ging werken, besteedde haar kind een tijdje uit. In die tussentijd hoefde het alleen maar verzorgd te worden; er moest ‘op gepast’ worden, zodat het kind daarna weer heelhuids aan de moeder kon worden teruggegeven en zij bij haar terugkomst haar belangrijke taak als opvoeder weer zou kunnen hervatten. In de afgelopen jaren zijn er echter zoveel meer kinderen zoveel meer tijd in die setting tussen gezin en school gaan doorbrengen, dat er voor die kinderen een substantieel nieuw leefmilieu is ontstaan. En dat zal ook blijven bestaan en het zal nog in omvang toenemen, want het werken van moeders – in Nederland zo laat op gang gekomen in vergelijking met de rest van Europa – lijkt een onomkeerbare maatschappelijke ontwikkeling.

Is kinderopvang schadelijk voor kinderen?

In Nederland is altijd zeer veel waarde toegekend aan de opvoeding binnen het gezin. Dat is waarschijnlijk de belangrijkste oorzaak van het feit dat ons land wat betreft het percentage werkende moeders zo lang bij de hekkensluiters van Europa heeft gehoord. Het verklaart ook de weerstand die hier, meer dan in de ons omringende landen, nog steeds bestaat tegen het ‘wegbrengen’ van jonge kinderen naar kinderdagverblijven. Omdat de tijd die kinderen daar doorbrengen ten koste gaat van het vertoeven in die zo gewaardeerde gezinssetting, ligt het voor de hand dat opvang buiten die setting geïnterpreteerd wordt als een ‘verlies’ voor het kind, een gemis van de geborgenheid, de warmte en de één-op-één interacties met die vaste, vertrouwde, betrokken verzorger die het kind nodig heeft om zich in allerlei opzichten goed te ontwikkelen. Naarmate het gezin en met name de moeder als meer belangrijk en onvervangbaar wordt beschouwd, zal opvang buiten het gezin worden gezien als een grotere bedreiging voor een gezonde ontwikkeling van kinderen, zeker als die opvang geschiedt in een setting die niet op de gezinssituatie lijkt. ‘Maar wordt er dan nog steeds op die manier gedacht?’, zullen velen van u zich afvragen, vooral degenen die in de kinderopvang werkzaam zijn en zij die zelf hun kind vanmorgen naar een kinderdagverblijf hebben gebracht. Ja, dames en heren, die vraag leeft nog steeds. De vraag naar mogelijke schadelijke effecten van kinderopvang op kinderen is de vraag die mij sinds mijn benoeming in interviews het meest is gesteld. Gelukkig is er in de afgelopen jaren op dit gebied al veel onderzoek gedaan. De conclusies daaruit wil ik u hier even zeer in het kort presenteren, zodat ik daarna mijn verhaal een meer positieve wending kan geven. De vraag of kinderopvang schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen kan niet zonder meer met ja of nee worden beantwoord. Als grote groepen kinderen met kinderopvangervaring vergeleken worden met grote groepen van uitsluitend thuis opgevoede kinderen, dan verschillen die groepen gemiddeld niet wat betreft hun ontwikkeling op de belangrijkste gebieden. Maar wie de resultaten van studies op dit gebied wat meer genuanceerd bekijkt en bij de interpretatie ervan rekening houdt met kenmerken van de kinderen en met de kwaliteit van de opvang, moet concluderen dat kinderopvang voor sommige groepen kinderen toch negatieve gevolgen kan hebben. Uit de onderzoeksliteratuur komen drie ‘risicofactoren’ naar voren die maken dat een kind bij opvang in een kinderdagverblijf een extra grote kans loopt om problemen te krijgen in zijn ontwikkeling.