De kinderopvang speelt een grote rol in het dagelijks leven en daarmee ook in het stimuleren van bewegen bij de allerkleinsten. Maar hoeveel beweging hebben kleine kinderen eigenlijk nodig op een dag? En hoe stimuleer je bewegen als pedagogisch medewerker of manager in de kinderopvang? In dit artikel kom je erachter hoe je kinderen meer in beweging brengt.
Al rollend, kruipend en rennend de wereld ontdekken. Het lijkt vanzelfsprekend voor baby’s, dreumesen en peuters. Toch brengen kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar grote delen van de dag zittend door.
Beweegadvies voor 0-4 jarigen
Geregeld bewegen en langdurig stilzitten beperken is belangrijk voor de gezondheid en goede ontwikkeling van jonge kinderen. De Gezondheidsraad heeft voor jonge kinderen van 0 tot 4 jaar een beweegadvies samengesteld. In dit beweegadvies staat onder meer dat kinderen tot 1 jaar meerdere keren op een dag verschillende lichamelijke activiteiten nodig hebben. Denk bij baby’s bijvoorbeeld aan de buikligging. En voor kinderen van 1, 2 en 3 jaar oud geldt dat zij minimaal 180 minuten moeten bewegen op een dag, waarvan minimaal 60 minuten matig intensief. Bij matig intensieve activiteiten kun je denken aan rennen, springen of dansen. Benieuwd hoe het beweegadvies er precies uitziet? Bekijk dan deze animatie of lees deze infographic. Ook handig om te delen met collega’s!
Motorische mijlpalen
De motorische ontwikkeling van een kind begint vanaf de geboorte. Denk bijvoorbeeld aan het trappelen van de benen in rugligging, het omrollen van de buik naar de rug en het grijpen van voorwerpen. Wanneer het over de motorische ontwikkeling gaat, dan komt vaak de term ‘motorische mijlpalen’ aan bod. Deze mijlpalen zijn herkenbare bewegingen die voorkomen tijdens de ontwikkeling van een kind. Denk aan omrollen, kruipen en lopen. Het behalen van motorische mijlpalen verloopt vaak in dezelfde volgorde, maar de leeftijd waarop een bepaalde motorische mijlpaal wordt bereikt, loopt sterk uiteen.
Motorische ontwikkeling
Om de motorische ontwikkeling te stimuleren is voldoende bewegen belangrijk. Naast voldoende bewegen, is ook gevarieerd bewegen nodig. Laat kinderen bijvoorbeeld rennen, rollen, springen, gooien, vangen of stoeien. Dit zijn voorbeelden van motorische basisvaardigheden. Het (aan)leren van een grote diversiteit aan goed ontwikkelde basisvaardigheden heet ook wel brede motorische ontwikkeling. Binnen motorische vaardigheden kunnen we drie hoofdvaardigheden van bewegen onderscheiden: balans, verplaatsing en object controle. Deze drie hoofdvaardigheden bestaan vervolgens uit elf verschillende basisvaardigheden (zie afbeelding op pagina 12). Samen vormen deze elf basisvaardigheden de basis om allerlei sporten te kunnen beoefenen. Gevarieerd bewegen is dus belangrijk voor kinderen, zodat ze allerlei verschillende basisvaardigheden kunnen oefenen. Deze motorische basisvaardigheden zijn noodzakelijk voor het uitvoeren van complexe beweeg- en sportvaardigheden en vormen de basis van een leven lang met plezier bewegen en sporten.