Voor ons volwassenen lijken de bewegingen van een baby zo gewoon, dat we vergeten dat deze kleine bewegingen zoals omrollen van je buik naar je rug of je tenen in je mond stoppen, groot(s) en uitermate belangrijk zijn voor een baby. En die dreumes die overal op wil klauteren… Oei! Lastig of gevaarlijk. En dan vergeten we misschien dat die dreumes juist zoveel leert van klauteren, vallen en weer opstaan. En nóg een keer. En nóg een keer.
Baby’s
Bij SKSG (Stichting Kinderopvang Stad Groningen) laten wij ons in onze omgang met baby’s inspireren door de pedagogiek van Emmi Pikler (1902–1984). Emmi Pikler gaat uit van het competente en nieuwsgierige kind dat bewegingsvrijheid nodig heeft om zich in zijn of haar eigen tempo te ontwikkelen. Wetenschappelijk onderzoek ondersteunt de gedachte dat beweging voor baby’s van eminent belang is en dat vrije bewegingsruimte zorgt voor verdere ontwikkeling van het brein. Daarnaast ontdekt een baby het eigen lichaam door allerlei bewegingen eindeloos te herhalen. Dat een nieuwe beweging na vaak lang oefenen opeens lukt, zorgt voor plezier en een flinke dosis zelfvertrouwen. Bovendien worden ook de spieren getraind die nodig zijn voor het zitten en kruipen.
Omdat een baby over het algemeen duidelijk laat zien of het toe is aan een nieuwe beweging stimuleren we de ontwikkeling van de baby door telkens net een stapje verder te gaan dan wat een baby kan zonder de hulp van de volwassene (zone van de naaste ontwikkeling, Vygotsky). We hebben respect voor de eigenheid en de autonomie van het kind. Elk kind gaat op zijn/haar eigen wijze de bewegingsontwikkeling door. Wij kijken niet naar hoe snel een baby een beweging ‘leert’, maar hoe goed hij of zij deze beweging oefent en hoe vloeiend de beweging verloopt. Door het (langdurige) gebruik van een wipstoel en andere babystoeltjes wordt de ontwikkeling van de natuurlijke bewegingen, zoals om de eigen as draaien, rollen en kruipen, enorm beperkt. Daarbij worden er, door het gebruik van deze babystoeltjes, allerlei bewegingen geforceerd en komt het kind terecht in posities waar het mogelijk fysiek en/of emotioneel nog niet aan toe is.
Dreumesen
Vooral op motorisch gebied ontwikkelen dreumesen zich razendsnel. Ze hebben een omgeving nodig waarin ze vrij mogen en kunnen bewegen: ruimte om te lopen, rennen, springen, klauteren, vallen, gooien, materialen slepen, materialen stapelen e.d. Door dreumesen de mogelijkheid én vrijheid te geven om de ruimte te verkennen, geef je ze letterlijk en figuurlijk de ruimte om hun mogelijkheden en grenzen te onderzoeken. Wanneer kinderen worden gestimuleerd om veel en gevarieerd te bewegen leert een dreumes niet alleen diverse bewegingen onder de knie te krijgen, maar doet het ook andere vaardigden op: visueelen ruimtelijk inzicht, leren van begrippen (bovenop, onderdoor, overheen). Door met een groepje bewegingsspelletjes te doen leren kinderen langzamerhand om samen te spelen, en daardoor automatisch ook ruzie te maken en teleurstellingen te verwerken.