De groep kinderen die extra hulp en zorg nodig heeft, lijkt te groeien. Hoe kun je daar als kinderopvangorganisatie mee omgaan? Die vraag stond centraal tijdens de ontbijtsessie ‘Zorgkinderen in de kinderopvang’ van de bdKO in de Verkade-fabriek in Zaandam.
Ondanks het vroege uur – sommige aanwezigen zijn al om half zes vanaf huis vertrokken – is het gesprek aan tafel direct levendig. Dat het aantal zorgkinderen toeneemt, merken veel bestuurders in hun kinderopvangorganisaties. Ze zoeken allemaal naar manieren om daar het beste mee om te gaan.
Onder begeleiding van Moniek Zijm (hoofd preventie van Medisch Orthopedagogisch Centrum ’t Kabouterhuis in Amsterdam, voor kinderen van 0-7 jaar) en Claudia di Gioia (zorgcoördinator van Partou) worden tijdens de sessie ervaringen uitgewisseld en best practices besproken.
Moniek Zijm geeft eerst wat achtergrondinformatie. Ze legt uit dat er vanuit het Kohnstamm Instituut onderzoek is gedaan naar de plus-voorzieningen waarbij extra ondersteuning op de voorscholen plaatsvindt. Er is een grote groep kinderen die niet schoolrijp is met de leeftijd van 4 jaar, maar toch door moet naar het basisonderwijs.
‘Wat opvallend is in het onderzoek, is dat de schermtijd van zowel kinderen als hun ouders daar een rol in speelt. Armoede is bij deze doelgroep een grote factor, in combinatie met een gebrek aan opvoedvaardigheden. Lang focusten de programma’s op de kinderen en hun begeleiders, maar werden de ouders een beetje vergeten. Terwijl hun rol natuurlijk essentieel is. Ouders moeten meer meegenomen worden in dit proces.